darktable-cli

Het binaire bestand darktable-cli start de opdrachtregelinterfacevariant van darktable waarmee afbeeldingen kunnen worden geëxporteerd.

Deze variant opent geen enkel scherm – het werkt in pure consolemodus zonder een GUI te starten. Deze modus is met name handig voor servers die achtergrondtaken uitvoeren.

darktable-cli kan worden aangeroepen met de volgende opdrachtregelparameters:

darktable-cli [<input file or folder>]
              [<xmp file>]
              <output file or folder>
              [--width <max width>]
              [--height <max height>]
              [--bpp <bpp>]
              [--hq <0|1|true|false>]
              [--upscale <0|1|true|false>]
              [--style <style name>]
              [--style-overwrite]
              [--apply-custom-presets <0|1|false|true>]
              [--out-ext <extension>]
              [--import <file or dir>]
              [--icc-type <type>]
              [--icc-file <file>]
              [--icc-intent <intent>]
              [--verbose]
              [--help [option]]
              [--core <darktable options>]

De gebruiker moet een invoerbestandsnaam en een uitvoerbestandsnaam opgeven. Alle andere parameters zijn optioneel.

<input file or folder>
De naam van het invoerbestand of de map (met afbeeldingen) die moet worden geëxporteerd. Als je meerdere afbeeldingen of meerdere mappen wilt verwerken, gebruik je in plaats daarvan de optie --import.
<xmp-bestand>
de optionele naam van een XMP-nevenbestand met de geschiedenisgegevens die tijdens het exporteren moeten worden toegepast. Als deze optie niet aanwezig is, zoekt darktable naar een XMP-bestand dat bij de opgegeven invoerbestand(en) hoort.
<output file or folder>
De naam van het uitvoerbestand of de doelmap. Het exportbestandsformaat is afgeleid van de bestandsextensie of van de optie --out-ext. Je kan ook een aantal variabelen in de uitvoerbestandsnaam gebruiken. Om voor de hand liggende redenen is deze parameter verplicht als je het programma gebruikt op een afbeeldingenmap die meerdere afbeeldingen bevat. Als je de uitvoermap specificeert, wordt aanbevolen dat je ook het bestandsformaat specificeert met --out-ext.
--width <max width>
Beperk de breedte van de geëxporteerde afbeelding tot het opgegeven aantal pixels.
--height <max height>
Beperk de hoogte van de geëxporteerde afbeelding tot het opgegeven aantal pixels.
--bpp <bpp>
definieer de bitdiepte van de geëxporteerde afbeelding. Toegestane waarden zijn afhankelijk van het uitvoerbestandsformaat.

Opmerking: Deze optie is momenteel niet functioneel. Als je de bitdiepte moet definiëren, moet je de volgende tijdelijke oplossing gebruiken:

    --core
    --conf plugins/imageio/format/<FORMAT>/bpp=<VALUE>

waarbij <FORMAT> de naam is van het geselecteerde uitvoerformaat.


--hq <0|1|true|false>
Bepaal of je resampling van hoge kwaliteit wilt gebruiken tijdens het exporteren (zie de modulereferentie export voor meer details). Standaard ingesteld op TRUE.
--upscale <0|1|true|false>
definieer of opschalen tijdens het exporteren is toegestaan. Standaard ingesteld op false.
--style <style name>
geef de naam op van een stijl die moet worden toegepast tijdens het exporteren. Als een stijl is opgegeven, moet ook het pad naar de darktable-configuratiemap worden opgegeven (d.w.z. --core --configdir ~/.config/darktable). Standaard wordt er geen stijl toegepast.
--style-overwrite
De opgegeven stijl overschrijft de geschiedenis in plaats van eraan te worden toegevoegd.
--apply-custom-presets <0|1|false|true>
of data.db moet worden geladen die voorinstellingen en stijlen bevat. Als je deze optie uitschakelt, kan je meerdere exemplaren van darktable-cli uitvoeren ten koste van het niet kunnen gebruiken van de optie --style. Standaard ingesteld op true.
--out-ext <extension>
de te gebruiken uitvoerextensie instellen. Indien opgegeven heeft voorrang op <output file>. Standaard wordt dit geëxtraheerd uit <output file>. Standaard ingesteld op jpg als <output folder> is opgegeven.
--import <file or dir>
Specificeer invoerbestand of map, kan meerdere keren worden gebruikt. Deze optie kan niet worden gecombineerd met <input file or folder>.
--icc-type <type>
Specificeer het ICC-profieltype, dat hetzelfde is als het specificeren van het “output profile” in de output color profile module. Standaard ingesteld op “afbeelding gespecificeerd”. Gebruik --help icc-type om een lijst van de ondersteunde typen te verkrijgen. Zie de modulereferentie output color profile voor een meer gedetailleerde beschrijving van de beschikbare opties.
--icc-file <file>
geef de bestandsnaam van het ICC-profiel op. Standaard ingesteld op een lege bestandsnaam.
--icc-intent <intent>
geef de weergave-intentie op. Standaard ingesteld op “afbeelding gespecificeerd”. Gebruik --help icc-intent om een lijst van de ondersteunde intenties te verkrijgen. Zie rendering intent voor een meer gedetailleerde beschrijving van de beschikbare opties.
--verbose
Maakt uitgebreide uitvoer mogelijk.
--help [option]
Drukt gebruik af en sluit af. Als option is opgegeven, wordt bovendien het gebruik voor de gegeven optie afgedrukt.
--core <darktable options>
Alle opdrachtregelparameters die volgen op --core worden doorgegeven aan de darktable-kern en behandeld als standaardparameters. Zie de sectie darktable binary voor een gedetailleerde beschrijving.

translations