curves

De basiscurve, toon curve en rgb curve modules gebruiken curves om de tonen in de afbeelding te regelen. Deze modules hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken die een aparte bespreking rechtvaardigen.

curve

🔗knopen

In hun standaardstatus zijn curves rechte lijnen, gedefinieerd door twee ankerknooppunten rechtsboven en linksonder in de grafiek. Je kan de knooppunten verplaatsen om de curve aan te passen of nieuwe knooppunten te genereren door op de curve te klikken. Ctrl+klik om een nieuw knooppunt te genereren op de x-locatie van de muisaanwijzer en de corresponderende y-locatie van de huidige curve – dit voegt een knooppunt toe zonder het risico dat de curve per ongeluk wordt gewijzigd. Per curve kunnen maximaal 20 knooppunten worden gedefinieerd. Om een knooppunt te verwijderen, klik je erop en sleep je het uit het widgetgebied.

🔗curves instellingen

De volgende bedieningselementen zijn gemeenschappelijk voor twee of meer van de bovenstaande verwerkingsmodules en worden daarom hier afzonderlijk besproken. Raadpleeg de documentatie van de afzonderlijke module voor een uitleg van eventuele aanvullende bedieningselementen.

interpolatie methode:
alleen toon curve en rgb curve

Interpolatie is het proces waarbij een continue curve wordt afgeleid van een paar knooppunten. Omdat dit proces nooit perfect is worden er verschillende methoden aangeboden die sommige problemen die u kan tegenkomen kunnen verlichten.

  • cubisch spline is misschien wel het meest visueel aantrekkelijk. Omdat het vloeiende rondingen geeft, wordt het contrast in het beeld beter versterkt. Deze methode is echter erg gevoelig voor de positie van de knooppunten en kan hoekpunten en oscillaties produceren wanneer de knooppunten te dicht bij elkaar zijn, of wanneer er te veel van zijn. Deze methode werkt het beste met slechts 4 tot 5 knooppunten die gelijkmatig zijn verdeeld.
  • centripetaal spline is speciaal ontworpen om hoekpunten en oscillaties te vermijden, maar als nadeel zal het de knooppunten losser volgen. Het is zeer robuust, ongeacht het aantal knooppunten en hun onderlinge afstand, maar zal een meer vervaagd en dof contrast produceren.
  • monotoon spline is speciaal ontworpen om een monotone interpolatie te geven, wat betekent dat er geen oscillaties zal zijn die de kubische spline kunnen produceren. Deze methode is het meest geschikt wanneer je een analytische functie probeert te bouwen op basis van een knooppunt-interpolatie (bijvoorbeeld: exponentieel, logaritme, macht, enz.). Dergelijke functies worden geleverd als voorinstellingen. Het is een goede afweging tussen de twee bovengenoemde methoden.
kleuren behouden
Als een niet-lineaire tooncurve wordt toegepast op elk van de RGB-kanalen afzonderlijk, kan de hoeveelheid toonaanpassing die op elk kleurkanaal wordt toegepast verschillen, en dit kan tintverschuivingen veroorzaken. De behoud kleuren optie biedt verschillende methodes om het “luminantieniveau” van een pixel te berekenen om deze verschuivingen te minimaliseren. De hoeveelheid toonaanpassing wordt berekend op basis van deze luminantiewaarde en vervolgens wordt dezelfde aanpassing toegepast op alle drie de RGB-kanalen. Verschillende luminantie schattingen kunnen het contrast in verschillende delen van het beeld beïnvloeden, afhankelijk van de kenmerken van dat beeld. De gebruiker kan daarom de schatting kiezen die de beste resultaten geeft voor de gegeven afbeelding. Sommige van deze methodes worden in detail besproken in de behoud chrominantie-regeling in de filmisch rgb module. De volgende opties zijn beschikbaar:
  • geen
  • luminantie
  • max RGB
-gemiddelde RGB
  • som RGB
  • norm RGB
  • basiskracht
schaal voor grafiek
enkel voor tooncurve en basiscurve

Met de schaal kan je de grafiekweergave vervormen, zodat bepaalde grafische eigenschappen naar voren komen om u te helpen meer bruikbare curven te tekenen. Merk op dat de schaaloptie alleen van invloed is op de curveweergave, niet op de daadwerkelijke parameters die door de module zijn opgeslagen.

By default, a “linear” scale is used (scale factor 0), which uses evenly spaced horizontal and vertical axes. Positive values give the graph a logarithmic scale, compressing high values and dilating low values on both the horizontal and vertical axes, so that nodes in lowlights get more space on the graph and can be controlled more precisely.

Increasing the ‘scale for graph’ slider sets the base of the logarithm used to scale the axes. This allows you to control the amount of compression/dilation operated by the scale. If you draw purely exponential or logarithmic functions from identity lines, setting this value defines the base of such functions.

translations